Aardappel

Door het droge voorjaar is er over het algemeen wat minder knolzetting. De knollen groeien daardoor vaak al deels uit de maat. Per afnemer en per ras zijn er soms verschillende eisen: bij tafelaardappel is de bovenmaat meestal 60, 65 of 70mm. Begin op tijd met het nemen van monsters: neem 4 of meer monsters van bijvoorbeeld 133cm rug. Kijk wel naar verschillen in grondslag. Voor een precies beeld kan het monster het beste worden onderverdeeld in verschillende sorteringen. Zo is preciezer te voorspellen hoe de opbrengst van de gewenste sortering zal verlopen. Het moment van loofdoding ligt grofweg ergens tussen 5% en 15% bovenmaats. Wacht niet te lang met de eerste loofdoding bij vitale gewassen. De groei is dan lastig te stoppen en er kan dan alsnog veel uit de maat groeien. Resoluut doden is zeker bij vitale gewassen niet verstandig vanwege risico op naveleindrot.

Met het huidige weertype ligt phytophthora op de loer. Op de meeste percelen is er al sprake van een opbrengst. In dat geval is het niet verstandig veel risico’s te nemen. Wanneer er aantasting is – en deze breidt snel uit – is branden de beste optie. Brand haarden met grote aantasting resoluut dood. Bij lichte aantasting kan snel over de toppen gebrand worden. Met branden worden aantoonbaar sporen gedood. Uit onderzoek bleek dat veel sporen niet meer vitaal zijn na branden. Ook bij hard rijden (6 km/u) en de brander boven het gewas bleek dat na 72 uur meer dan 50% van de sporen minder vitaal was. Uit dit onderzoek bleek ook dat de sporedoding bij 6 km/u helemaal niet veel minder was dan bij 3 km/u. Dit onderzoek stamt van 2004, inmiddels zijn de branders sterk verbeterd. Branders met een dubbele set spruitstukken gebruiken 2 keer zoveel gas in dezelfde tijd. Waarschijnlijk is met deze nieuwste generatie branders een vergelijkbaar effect daarom rond de 10 km/u te verwachten.

Peen

Veel percelen staan ongelijk door tweewas en/of luizen. De luisdruk was erg hoog en heeft vooral in vroege percelen veel schade veroorzaakt. Door zuigschade of virusoverdracht blijven planten achter. Planten herstellen vaak wel maar de groei kan er lang uit zijn: luizen hebben daarom dit jaar waarschijnlijk een substantieel effect op de opbrengst. Ook de onkruidbestrijding is vaak nog in volle gang. Let op dat wortelvlieg vooral ’s avonds actief is. Wiedwerk en  mechanische onkruidbestrijding kan om deze reden het beste in de ochtend uitgevoerd worden. Zeker als er sprake van een hogere druk in de omgeving.

Pastinaak

Let op dat de sappen van pastinaak (net als bij berenklauw) ernstige irritatie kunnen veroorzaken. Het begint met rode vlekken of blaasjes maar kan in grote blaren eindigen. Sommige mensen zijn daar erg gevoelig voor. Pas op met wieden, met name in grote pastinaak en zeker met zonnig weer. Beter handschoenen dragen en kleding die de huid bedekt.

Spinazie: rups en nitraat

Regelmatig zijn er problemen geweest met rupsen in spinazie. Partijen met rupsen kunnen soms niet verwerkt worden. Dit gaat dan vaak om rupsen van de kooluil of groentenuil. De rupsen zijn erg lastig te vinden door hun grootte en kleur en verschuilen zich onderin het gewas. Vraat en uitwerpselen zijn een teken dat er rupsen zijn. Het is lastig zulke partijen te verwerken. Controleer de weken vóór oogst goed. Spuiten net voor de oogst is niet zo effectief, beter ca 10 dgn vóór de oogst. Preventief spuiten wordt soms dringend aanbevolen door afnemers. Spuiten kan met middelen op basis van Bacillus Thuringiensis (BT). Spuit altijd met voldoende water, BT middelen zijn totaal niet regenvast. Beter niet veel zon en temperatuur na de bespuiting, spuit dus altijd beter ’s avonds.

Een te hoog nitraatgehalte kan een probleem zijn in spinazie. Zeker bij spinazie die wat later in het jaar gemaaid wordt. Spinazie met een te hoog nitraatgehalte kan vaak niet verwerkt worden. Om risico’s te beperken is het belangrijk de bemesting te beperken, zeker bij najaarsspinazie. Zeker niet boven het “Algemeen bemestingsadvies” bemesten van (kleigronden) 215 – 1,4 xNmin (0-30cm). En hoe lichter de grond, hoe groter het risico en hoe lager het bemestingsadvies. Neem beter een Nmin monster en ga zonder Nmin monster uit van ca 150 kg N wat beschikbaar moet zijn uit voorvrucht, nalevering en bemesting. Ook een lage molybdeenbeschikbaarheid leidt tot hogere nitraatwaarden.

Wortelduizendpoot en springstaarten

Dit seizoen en ook in de laatste jaren is er soms een zeer hoge druk van bodeminsecten. In toenemende mate lijkt er schade te zijn van o.a. ritnaalden, miljoenpoten en bonenvlieg. Ook wortelduizendpoot en springstaarten zijn soms insecten die veel schade doen. De laatste jaren is er veel schade geweest in o.a. peen en pompoen. Als schade een structureel karakter heeft is actie nodig. Dit begint bij goed vaststellen van het probleem ofwel het herkennen van het insect. Schade van springstaarten en wortelduizendpoot is lastig vast te stellen. De kleine insecten vreten vaak aan de kleine kiemen en schade is nauwelijks zichtbaar. Ook de insecten zelf zijn maar moeilijk te vinden. In pompoen waren er vooral vorig jaar percelen met veel schade. Planten groeiden niet of nauwelijks door het voortdurende aanprikken van de wortels. Schade is vaak zichtbaar aan vraatplekjes/ beten aan de stengels en wortels. Zeker voor springstaarten geldt dat ze sterk vermeerderen in luzerne en grasklaver.

Foto: springstaart (links) en wortelduizendpoot (rechts)

Groenbemesterkeuze

De eerste gewassen zijn geoogst. Hoog tijd om goed na te denken over groenbemesters. Hier een aantal aandachtspunten:

  • Te vroeg zaaien van groenbemesters is vaak niet gunstig. Wanneer vóór augustus gezaaid wordt kunnen soorten als bladrammenas, japanse haver en zelfs facelia nog zaadvorming geven. Soorten als boekweit, borage en malva liever niet vóór eind augustus zaaien ivm dit risico. Neem dit risico niet. Zaai later en gebruik de braakperiode om de druk van wortelonkruiden en bodeminsecten te verminderen;
  • Na graan of graszaad. Besteedt voldoende aandacht aan zaadopslag. Heel oppervlakkig bewerken stimuleert egale kieming. Opslag is meestal niet handig;
  • Door dik te zaaien krijgt onkruid minder kans (zie foto). De beste onkruidonderdrukker is vaak haver. Ook gele mosterd, bladrammenas en bladraap zijn snel. Facelia heeft, mits vroeg gezaaid, ook een prima onkruidonderdrukking;
  • Brede mengsels zijn voor de bodemstructuur veel beter dan enkelvoudige groenbemesters. Inmiddels zijn er ruim ervaringen met verschillende mengsels. Gele mosterd vermijden in een mengsel;
  • Wanneer niet geploegd wordt of enkel ondiep: woel vóór zaai of (beter nog) in combinatie met zaaien;
  • In teeltrotaties met kolen: beter geen brassica’s in de groenbemester. Dus geen gele mosterd, bladrammenas, deder, tuinkers, tillage radish of bladraap;
  • In bouwplannen die gevoelig zijn voor sclerotinia: behandel tussen oogst en zaai met contans. Enkel op een vochtige bodem, niet tijdens zonnig weer en ook direct inwerken;
  • Bouwplannen met uien: misschien beter geen japanse haver ivm risico’s op fusarium;
  • Wanneer ondiep geploegd wordt: vermijd misschien beter soorten die lastig zijn weg te krijgen. Denk hierbij vooral aan bladrammenas, ethiopische mosterd, wintergraan, grassen en witte en rode klaver;
  • Vóór erwt beter alle vlinderbloemigen vermijden ivm bladrandkever.

Foto: Snelheid van ontwikkeling bij verschillende zaaihoeveelheden.

Groenbemester/ snel voer

Na vroege gewassen is nog een flinke opbrengst voer mogelijk. Als groenbemester kan bijvoorbeeld een mengsel geteeld worden van bijvoorbeeld italiaans raaigras + incarnaatklaver + winterwikke. Of evt italiaans + perzisch + incarnaatklaver. Ook als groenbemester past dit vaak prima in rotaties en kan een welkome afwisseling zijn met groenbemesters. Gras beworteld goed, is voor veel bodemziekten geen waardplant en levert veel suiker aan het bodemleven.